Creatieve berichten over naaien

✂️ Naaien als een pro – Naslagwerk voor elke naaister | Deel 2

Heb je ooit een patroon vastgepakt en gedacht: “Huh, wat bedoelen ze met ‘recht van draad’ of ‘figuurnaad’?” Geen zorgen! In dit tweede deel van mijn naaiblogreeks neem ik je mee in de wereld van patroonwoordenschat. Zo begrijp je niet alleen wat er staat, maar weet je ook precies wat je moet doen! 💪

📏 Patroonwoordenschat

🔸 Recht van draad – de basis van alles

De ‘recht van draad’ bepaalt hoe je je patroon op de stof legt en is essentieel voor een mooi vallend kledingstuk. Het is de richting waarin de stof het minst rekt en dus het meest stabiel blijft.

Hoe herken je de recht van draad?

  • Bij geweven stoffen: loopt parallel aan de zelfkant (de geweven rand).

  • Bij gebreide stoffen: volg de verticale lijntjes als je eraan trekt.

  • Zonder zelfkant? Doe de trektest of trek een draadje los om de draadrichting te vinden.

Waarom zo belangrijk?
Knip je in de verkeerde richting, dan kan je kledingstuk vervormen, draaien of scheef trekken – vooral na het wassen!

Patroon correct leggen:

  • Zoek de lijn met ‘recht van draad’ op je patroon. Deze wordt vaak aangegeven met een (dubbele) pijl. 

  • Meet of die lijn op gelijke afstand ligt van de zelfkant.

  • Pas aan tot de afstanden kloppen, en spel vast.

💡 Tip: Heb je een asymmetrisch patroon? Controleer dan beide zijden!

🔸 Naadtoeslag (of naadwaarde)

Naadtoeslag (ook wel naadwaarde genoemd) is het extra stukje stof dat je rondom je patroon toevoegt. Zie het als een soort plakrand. Je hebt die nodig om de patroondelen netjes aan elkaar te kunnen naaien. Zonder naadtoeslag leg je de patroondelen enkel tegen elkaar aan, maar kun je ze niet goed vaststikken.

Met die extra ruimte — de naadtoeslag dus — stik je de patroondelen netjes op de juiste afstand aan elkaar vast.

📐 Zit naadtoeslag al in het patroon?

Dat verschilt per patroon! Sommige patronen bevatten al naadtoeslag, maar bij veel patronen moet je die nog zelf toevoegen. Check dit altijd goed in de werkbeschrijving, vooral bij kant-en-klare of digitale patronen. Twijfel je? Dan is het veiliger om aan te nemen dat je zelf nog naadtoeslag moet bijtekenen.

📏Hoeveel moet je toevoegen?

  • Rechte naden: 1–1,5 cm

  • Ronde naden: 1 cm

  • Zomen: 3–6 cm

  • Ronde zomen: 1 cm

💡 Twijfel je over de maat? Neem wat extra toe – dat geeft ruimte om aan te passen.

📏Naadtoeslag toevoegen:

  • Op patroonpapier: teken de extra marge erbij.

  • Op de stof: teken rond het patroon met krijt.

  • Met magneetjes op je schaar: superefficiënt én precies (mijn favoriet!).

Na het knippen: stik op de juiste afstand (bv. 1,5 cm) en werk af met een zigzagsteek of overlock. Zo rafelt de stof niet en blijft alles netjes.

 

🔸 Patroondelen knippen aan de stofvouw

Als een patroondeel ‘aan de vouw’ geknipt moet worden, leg je het langs de gevouwen rand van je stof en knip je het patroon zonder die vouw door te snijden.
Zo krijg je een symmetrisch stuk zonder middennaad.
Sommige patroondelen zijn maar voor de helft getekend, zoals een rugpand dat tot aan het midden van de rug loopt. Dat halve patroondeel moet dan tegen de stofvouw gelegd worden. Zo knip je in één keer een volledig, symmetrisch deel uit. 

Maar hoe leg je dat nu precies goed?

Vouw de stof in de lengte dubbel, met de goede kanten op elkaar. Zo liggen de zelfkanten (de geweven randen van de stof) netjes op elkaar. Door die vouw heb je twee lagen stof én een mooie stofvouw aan de andere kant. Die vouw gebruik je als richtlijn voor patroondelen die “aan de stofvouw” moeten liggen.

💡Tip: Zorg ervoor dat de stof mooi glad op je tafel ligt. Is je tafel te klein? Rol dan een deel van de stof voorzichtig op, zodat je stap voor stap kan knippen.
      Let op: Controleer altijd of alle patroondelen passen op de stof vóór je begint te knippen – en vergeet de naadtoeslag niet mee te rekenen.

Wat bedoelen we met ‘goede kant’?

De goede kant van de stof is de kant die je straks aan de buitenkant van je kledingstuk wil zien. Dat is vaak de kant met een print of mooiere afwerking. Twijfel je? Bekijk je stof goed in het licht – soms zie je het verschil net wat beter. De andere kant noemen we de verkeerde kant van de stof. Als er in een naaibeschrijving staat “goede kanten op elkaar”, dan leg je dus de mooie kanten van de stof tegen elkaar aan.

 

🔸 Figuurnaden: geef je kledingstuk vorm

Figuurnaden, ook wel coupenaden genoemd, zijn spievormige naadjes die je kledingstuk vorm geven. Ze zorgen ervoor dat je creatie mooi aansluit op je lichaam en niet als een vormloze lap stof rond je lijf hangt. Vooral bij niet-rekbare stoffen en getailleerde modellen zijn figuurnaden onmisbaar.

Hoe herken je een figuurnaad?

Op een kant-en-klaar naaipatroon is een figuurnaad meestal aangeduid als een driehoekje of spie. Na het knippen van de patroondelen geef je deze lijnen over op de stof. Dat kan op verschillende manieren:

  • Met rijggaren: Gebruik losse lussen om de lijnen van de coupenaad aan te geven. Knip de lussen open om de draadjes netjes op beide stoflagen te verdelen.

  • Met kleermakerskrijt of knoopjespapier (Burda carbonpapier): Werk op de verkeerde kant van de stof!

  • Of kies de snelle methode: geef met kleine knipjes de bovenkant van de figuurnaad aan en markeer de punt met een draadje.

Zo stik je een figuurnaad

  1. Vouw de stof zó dat de twee merktekens aan de bovenkant op elkaar liggen. De goede kanten van de stof liggen op elkaar.

  2. Speld de lijn van de figuurnaad vast tot aan de punt.

  3. Stik vanaf de brede kant naar de punt toe. Laat het stiksel vloeiend uitlopen tot net buiten de rand van de stof.

  4. Niet afhechten bij de punt! Laat de draden wat langer en leg er een dubbele knoop in. Zo voorkom je een verdikking aan de buitenkant van je kledingstuk, wat vooral bij dunne stoffen belangrijk is.

Strijkadvies

Na het stikken strijk je de figuurnaad in de juiste richting:

  • Bij coupenaden in de zijnaad: strijken richting het armsgat.

  • Bij coupenaden in een rok, broek of lijfje: strijken richting middenvoor of middenachter.

🔸 Gradatie in een naaipatroon

Een naaipatroon komt meestal in meerdere maten. Die maten staan allemaal boven op elkaar getekend, elk met hun eigen lijnsoort of kleur. Dat noemen we gradatie. Het basispatroon wordt namelijk gegradeerd: dat betekent dat het vergroot of verkleind wordt, zodat het beschikbaar is in een hele matenreeks. Dit gebeurt nadat het eerste patroon is ontwikkeld en gedigitaliseerd.

Volg de lijn die past bij jouw maat, en knip daarlangs je patroononderdelen uit.

💡 Tip: Markeer de juiste maatlijn eerst met een fluostift of gekleurd potlood. Zo zie je duidelijk welke lijn je moet volgen bij het knippen of overtekenen. 

Tussen twee maten? Dan kan je blenden!

Val je tussen twee maten in? Geen zorgen, dat komt vaak voor. Je kan dan twee maten met elkaar blenden: bijvoorbeeld maat 40 aan de borst, en maat 42 aan de heup. Je tekent dan een vloeiende lijn tussen beide maten op het patroon.

➡️ Goed nameten is hier de boodschap! Gebruik waar mogelijk de afgewerkte maten van het kledingstuk als extra houvast – die geven je een idee van hoe ruim of aansluitend het model zal zijn.

Zijn de afgewerkte maten niet vermeld? Dan meet je best na op het patroon zelf (bijvoorbeeld de borstbreedte, taille of heupwijdte). Zo krijg je een realistischer beeld van de pasvorm en kan je het patroon nog aanpassen vóór je de stof knipt.

🔸 Merktekens

Naaipatroon zit vol kleine tekens die je helpen het kledingstuk correct in elkaar te zetten. Denk aan driehoekjes, streepjes, kruisjes of rondjes. Het is belangrijk om deze nauwkeurig over te nemen op je stof.

Er zijn twee soorten merktekens:

  • Aan de rand van het patroon (bijv. driehoekjes of inkepingen): deze geven aan waar patroondelen op elkaar moeten aansluiten, of waar je moet rimpelen of plooien. Je kunt ze voorzichtig inknippen – let op: nooit dieper dan de helft van je naadtoeslag!

  • In het midden van het patroon (bijv. rondjes of kruisjes): deze geven plekken aan zoals draaipunten, knoopsgaten of de punt van een figuurnaad.

📐Drie manieren om merktekens over te nemen:

1. Spelden & krijt
✔ Ideaal voor stevige stoffen (zoals katoen).
Steek een speld door het patroon en beide stoflagen, vouw open en zet een krijtstip. Verbind met lijnen naar de rand.
💡 Snel en eenvoudig, maar krijt vervaagt op gladde stoffen.

2. Carbonpapier & radeerwieltje
✔ De snelste methode.
Leg carbonpapier tussen de stoflagen, patroon erbovenop, en ga over de lijnen met een radeerwieltje.
💡 Gaat vlot, maar het patroon slijt sneller en de afdruk kan vervagen.

3. Rijgdraad
✔ Super precies en blijft goed zitten.
Rijg met contrasterende draad door patroon en stof, knip de lusjes open en trek de lagen uit elkaar.
💡 Tijdsintensiever, maar ideaal voor delicate of belangrijke projecten.

Welke methode je kiest, hangt af van je stof, het soort merkteken en je persoonlijke voorkeur. Eén ding is zeker: zorg dat je merktekens goed zichtbaar zijn, want ze zijn onmisbaar tijdens het naaien!

 

Door deze termen te leren kennen, leg je stap voor stap een stevige basis in het naaien. Het lijkt misschien veel, maar geloof me: zodra je weet wat alles betekent, gaat er een creatieve wereld voor je open!

Ik hoop dat dit tweede deel van mijn blogreeks een handige leidraad is en je helpt om de belangrijkste patroontermen beter te begrijpen.

👉 Kom je een term tegen die je niet goed snapt? Laat het me weten, dan voeg ik ‘m graag toe aan dit naslagwerk!

 

creatieve en naaise groetjes, 

ValerieMoestash 

Gerelateerde inhoud die interessant voor je is

Commentaren op dit bericht

Een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Beste bezoek(st)er van de BERNINA blog,

Om afbeeldingen bij de commentaarfunctie te publiceren, moet je je op de blog aanmelden. Hier kun je je aanmelden.

Ben je nog niet op de BERNINA blog geregistreerd? Hier kun je je registreren.

Hartelijk dank,

Jouw BERNINA blogteam