Creatieve berichten over naaien

Naaien als een pro! Naslagwerk oor elke naaister – deel 3

Welkom terug bij onze blogreeks “Naaien als een pro!”.
In deel 1 leerden we de basis van je naaimachine begrijpen, en in deel 2 namen we samen de patroonwoordenschat onder de loep.
Vandaag zijn we toe aan het derde deel, waarin we samen de wereld van de stoffenwoordenschat ontdekken.
En hou je vast, want binnenkort sluiten we deze reeks af met een vierde blog over de onmisbare naaitermen die je nodig hebt om jouw naaiprojecten netjes in elkaar te zetten!

 

Je kent het vast wel: je staat in een stoffenwinkel, omringd door prachtige stoffen, en ineens slaat de twijfel toe.
Welke stof gebruik ik nu het beste voor het project dat ik voor ogen heb?
En waarmee moet ik eigenlijk rekening houden wanneer ik een stof kies?

Maar daar stopt het niet: misschien vraag je je ook af wat nu precies bedoeld wordt met termen als schering en inslag.
Of je hoort iemand praten over de vleug van een stof – en je denkt: wat bedoelen ze daar in hemelsnaam mee?

stoffenwoordenschat?

Geen zorgen!
In deze derde blog van onze reeks duiken we samen in de belangrijkste stoffenbegrippen.
Na het lezen van deze blog sta jij niet alleen met meer kennis, maar ook met véél meer zelfvertrouwen in de stoffenwinkel, klaar om precies de juiste stoffen voor jouw naaiprojecten uit te kiezen!

 

📖 Stoffenwoordenschat

🔹 basisstoffen en hun eigenschappen

  • Katoen
    Natuurlijke vezel van de katoenplant. Ademend, sterk en veelzijdig. Geweven in effenbinding, keperbinding of satijnbinding.
    katoen
  • Viscose
    Half-synthetische vezel uit houtpulp. Comfortabel, soepel en vochtabsorberend, met een luxe uitstraling.
  • Wol
    Dierlijke vezel, vooral van schapen. Warm, isolerend, elastisch en vochtregulerend, maar soms prikkelend op de huid.
    wol
  • Linnen
    Natuurlijke vezel uit vlas. Sterk, duurzaam en milieuvriendelijk. Bekend om zijn frisse en elegante uitstraling.
  • Polyester
    Synthetische vezel, sterk, kreukvrij en kleurvast. Vaak gemengd met natuurlijke vezels om stoffen onderhoudsvriendelijker te maken.

    polyamide

  • Polyamide (Nylon)
    Sterke, lichte synthetische vezel. Vocht- en kreukbestendig, maar minder hittebestendig. Bekend van o.a. nylonkousen en travelwear.

    ➡️De stofkeuze bepaalt het eindresultaat van je naaiproject!

    De soepelheid, structuur, glans of stevigheid van een stof heeft een enorme invloed op hoe een kledingstuk of accessoire eruitziet én aanvoelt. Door te experimenteren met verschillende soorten stoffen, leer je stap voor stap wat het effect is van elk materiaal.
    Durf te proberen, zelfs al lijkt een stof op het eerste zicht niet ideaal. Zo ontwikkel je inzicht in welke stoffen voor jouw projecten het mooiste resultaat geven.
    Op de website van naaionline.com vond ik mooie afbeeldingen die samenvatten welke soort stof je kan gebruiken voor welk project. 
    Ik voeg ze hier graag toe omdat ze een mooie en handige leidraad kunnen zijn bij het kiezen van de juiste stof voor je project. 
    welke stof gebruiken 1
    welke stof gebruiken 2welke stof gebruiken 3welke stof gebruiken 4

🔹 Wat betekent het gewicht van een stof? 

Bij de specificaties van een stof zie je vaak het gewicht vermeld staan, vrijwel altijd uitgedrukt in gram per vierkante meter (g/m²).

Misschien denk je nu: “Gram per vierkante meter? Dat zegt me eigenlijk niet zoveel, want ik koop mijn stof per meter!” Dat is begrijpelijk. Toch is dit getal een super handig hulpmiddel om verschillende stoffen met elkaar te vergelijken. In grote lijnen geldt: hoe hoger het gewicht (g/m²), hoe dikker, steviger en zwaarder de stof zal aanvoelen.

Wel is het belangrijk om te onthouden dat het materiaal zelf en de manier waarop de stof is gemaakt (de weef- of breitechniek) ook een rol spelen in het uiteindelijke gevoel en de drape van de stof. Een dicht geweven katoen van een bepaald gewicht kan bijvoorbeeld anders aanvoelen dan een los gebreide tricot van hetzelfde gewicht. Ook verschillende vezels hebben hun eigen inherente gewicht en vallen anders.

Toch kunnen we een aantal algemene richtlijnen hanteren om je een idee te geven:

  • Lichte stoffen: tot 200 g/m² Denk hierbij aan stoffen zoals voile, chiffon, dunne tricot of fijne linnen. Ze zijn vaak doorschijnend of vallen heel soepel. Ideaal voor zomerkleding, blouses of voeringen.
  • Middelzware stoffen: 200 – 300 g/m² Dit is een breed spectrum met stoffen zoals katoenpoplin, de meeste jerseys, lichte denim of viscose. Ze zijn veelzijdig en geschikt voor diverse kledingstukken zoals rokken, jurken, en shirts.
  • Zware/stevige stoffen: boven 300 g/m² Hier vind je stevige katoensoorten zoals canvas, zware denim, dikke joggingstof of wol. Deze stoffen zijn vaak geschikt voor jassen, stevige tassen of meubelbekleding.

 

🔹 Schering en inslag

Schering en inslag vormen samen de fundamenten van geweven stoffen:

  • Schering (verticale draden 1): Dit zijn de rechte draden die langs de lengte van de stof lopen en strak op het weefgetouw worden gespannen. Ze worden vaak de ‘rechte draad’ genoemd. Op de afbeelding is de rode draad de schering. 

  • Inslag (horizontale draden 2): Dit zijn de draden die horizontaal tussen de scheringdraden door geweven worden. Inslagdraden kunnen vaak iets rekbaarder zijn dan de scheringdraden. Op de afbeelding is de blauwe draad de inslag. 

📐 Waarom is dit belangrijk?
Als je weet hoe een stof is opgebouwd, begrijp je beter waarom bepaalde delen van de stof wel of niet rekken. Dit helpt je om je patroon optimaal te plaatsen voor het beste resultaat. Als je bijvoorbeeld een kledingstuk maakt, kun je rekening houden met de rekbaarheid van de inslag, zodat je de juiste delen van je patroon in de juiste richting legt voor het gewenste effect.

 

🔹 de binding van een stof

Het basisprincipe van weven wordt hierboven in een notendop samengevat. In wezen is weven het vlechten van verticale draden (de schering of ketting) en horizontale draden (de inslag), wat resulteert in de vorming van een doek. De manier waarop deze lengte- en breedtedraden elkaar kruisen, wordt de binding genoemd. De binding, samen met de gebruikte vezels, bepaalt niet alleen het uiterlijk en de textuur van de stof, maar heeft ook invloed op de sterkte en elasticiteit. Er zijn drie hoofdbindingen die elk hun eigen eigenschappen, voor- en nadelen hebben:

  1. Platbinding: Basic en Duurzaam
    De meest voorkomende binding is de platbinding, ook wel effenbinding of linnenbinding genoemd. Bij deze eenvoudige weeftechniek kruisen de ketting- en inslagdraden elkaar om en om: de ene inslagdraad gaat over de kettingdraad heen, de volgende gaat eronderdoor. Dit zorgt voor een zachte en soepele stof met een regelmatige en gladde structuur die zowel aan de voor- als de achterkant hetzelfde uitziet. Stoffen geweven in platbinding zijn bijzonder slijtvast en duurzaam.
  2. Satijnbinding: Voor een Vleugje Luxe
    In tegenstelling tot wat veel mensen denken, is satijn geen materiaal, maar een weeftechniek. Bij satijnbinding (of atlasbinding) worden de draden op een specifieke manier dicht op elkaar geweven. De horizontale inslagdraad gaat telkens over één kettingdraad heen en daarna onder meerdere kettingdraden door. Het resultaat is een zachte, soepele stof die aan de bovenkant glanzend en aan de onderkant mat is. Deze weeftechniek geeft stoffen zoals katoen-satijn een chique, luxe uitstraling en biedt tegelijkertijd een huidvriendelijke, stralende afwerking.
  3. Keperbinding: Voor een Stoere Look
    De keperbinding, ook wel twill-binding genoemd, is een weeftechniek waarbij de inslagdraad afwisselend onder een kettingdraad door en daarna over twee of meerdere kettingdraden heen gaat. Wat deze binding zo bijzonder maakt, is dat elke nieuwe inslagdraad telkens een positie opschuift, waardoor de stof een kenmerkende diagonale lijn krijgt. Dit geeft de stof niet alleen een soepele drape, maar zorgt er ook voor dat het een stoere, textuurrijke uitstraling heeft. Wat de keperbinding verder kenmerkt, is het gebruik van veelkleurige garens, waardoor de voor- en achterkant van de stof verschillend van kleur kunnen zijn. Dit zie je vaak terug in stoffen zoals denim, wat de reden is dat de achterkant van je favoriete spijkerbroek een andere kleur heeft dan de voorkant!

 

🔹 Stoffen met een vleug – waar moet je op letten?

Misschien heb je wel eens van de term ‘vleug’ gehoord. Maar wat is dat nu precies? En hoe ga je ermee om bij het knippen van je stoffen?

Wat is een vleug?

Sommige stoffen voelen lekker aaibaar aan – denk aan fluweel, ribfluweel, velours of teddystof. Deze stoffen hebben een vleug.
Wanneer je met je hand in de lengterichting over de stof strijkt, voel je verschil:

  • Voelt de stof glad? Dan beweeg je met de vleug mee: de haartjes liggen plat.

  • Voelt de stof ruw? Dan beweeg je tegen de vleug in: de haartjes staan rechtop.

Je kunt het een beetje vergelijken met het aaien van een kat: aai je mee, dan voelt het zacht; aai je tegen, dan voelt het stugger.
Ook optisch zie je verschil: bij het strijken tegen de vleug in ontstaat vaak een diepere, intensere kleur.

Daarom is het essentieel om alle patroondelen in dezelfde richting uit te knippen, zodat je geen kleurverschillen krijgt tussen de verschillende delen van je kledingstuk.
Hoe knip je stoffen met een vleug?

  • Controleer eerst of je stof een vleug heeft door er met je hand over te strijken.

  • Teken eventueel een pijl met kleermakerskrijt aan de verkeerde kant van de stof, zodat je niet in de war raakt tijdens het knippen.

  • Leg alle patroondelen in dezelfde richting, volgens de draadrichtingpijl op je patroon.

Knip rustig en nauwkeurig – bij stoffen met een vleug zie je foutjes sneller!

➡️Praktijktip bij stoffen met een vleug: Koop altijd iets meer stof dan het patroon voorschrijft!
Bij stoffen met een vleug kun je je patroondelen niet willekeurig draaien om stof te besparen, zoals je bij gewone stoffen soms wel doet.
Alle delen moeten namelijk in dezelfde richting liggen om kleurverschillen te vermijden. Daardoor heb je vaak net iets meer stof nodig dan normaal.

  • Vuistregel: Reken op 10% tot 20% extra stof bij stoffen met een duidelijke vleug, zoals fluweel, velours of ribfluweel.
  • Extra tip: Laat je in de stoffenwinkel goed adviseren en vertel erbij dat je stof een vleug heeft en je project uit één richting moet geknipt worden. Meestal denken verkopers dan meteen met je mee over de juiste hoeveelheid stof!

En daarmee sluiten we alweer het derde deel van de “Naaien als een pro”-reeks af! We hebben een diepe duik genomen in de wereld van stoffen, van de verschillende stofsoorten en hun eigenschappen tot de technische termen die je helpen bij het kiezen en werken met stoffen. Als je op zoek bent naar nog extra hulp bij je stofkeuze, kijk dan zeker eens op de website van Ansje, waar je een superhandige stoffenwijzer vindt. Deze gids helpt je om de juiste stof te kiezen, afhankelijk van het project dat je wilt maken.  Hopelijk voel je je nu een stuk zekerder bij je volgende stoffenkeuze en kun je volop experimenteren met de verschillende materialen die jouw projecten kunnen transformeren.

Maar er is nog veel meer te leren! In het volgende en laatste deel van deze reeks nemen we de onmisbare naaitermen onder de loep, zodat je je naaikennis kunt uitbreiden naar de laatste stap in je projecten: het netjes in elkaar zetten van alles wat je hebt gemaakt.

Blijf dus zeker terugkomen voor nog meer handige tips en trucs, en vergeet niet te blijven naaien, uitproberen en vooral te genieten van het proces!

Tot de volgende blog en happy sewing!

ValerieMoestash 

Gerelateerde inhoud die interessant voor je is

Commentaren op dit bericht

Een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Beste bezoek(st)er van de BERNINA blog,

Om afbeeldingen bij de commentaarfunctie te publiceren, moet je je op de blog aanmelden. Hier kun je je aanmelden.

Ben je nog niet op de BERNINA blog geregistreerd? Hier kun je je registreren.

Hartelijk dank,

Jouw BERNINA blogteam