Na drie delen “Naaien als een pro” zit je al goed op weg naar meer zelfvertrouwen achter je naaimachine. In de vorige blogs ontdekten we samen de basis van je machine – met termen die je helpen begrijpen wat je toestel écht kan. We doken in de wereld van patronen en hun mysterieuze symbolen, en we namen uitgebreid de tijd om stofsoorten en hun eigenschappen te leren kennen.
In dit laatste deel van de reeks zoomen we in op een aantal veelgebruikte naaihandelingen die je doorheen het hele naaiproces tegenkomt. Het zijn termen die je, zeker als beginner, misschien eerst wat overbodig vindt – maar zodra je ze begint toe te passen en het verschil ziet in afwerking en pasvorm, wil je nooit meer zonder. Denk aan rijgen, knippen in de naadtoeslag of tussentijds strijken… Het lijken kleine stappen, maar ze hebben een grote impact op het eindresultaat van je creatie. Het zijn net die eenvoudige handelingen die je naaiwerk naar een hoger niveau tillen – en het plezier vergroten om zelf iets moois te maken.
Maar boven alles wil ik je dit nog meegeven: durf te proberen. Je leert niet alleen door succeservaringen, maar ook – en misschien zelfs vooral – door fouten te maken, ze te herkennen en er uit te leren. Fouten zijn geen eindpunt, maar net een opstapje naar meer inzicht en meer zelfvertrouwen. Dus wees niet bang om te experimenteren, terug te tornen en opnieuw te beginnen. Jij groeit met elke steek die je zet. 🧵💪
Begrijp je naaiwerk: essentiële termen uitgelegd! ✂️
Ben je net begonnen met naaien? Dan lijken sommige termen misschien een tikkeltje mysterieus… Doorstikken? Inkepingen? Rijgen? 🤯 Geen paniek – in deze blog zet ik een aantal onmisbare naaitermen op een rijtje. Zo begrijp je voortaan perfect wat er bedoeld wordt in patronen, tutorials of naaiboeken. 🚀
✂️ Rijgen
Rijgen is een tijdelijke manier van naaien waarbij je met grote steken (met de hand of op de machine) de patroondelen aan elkaar bevestigt, vóór je de definitieve naden stikt. Het wordt vaak gebruikt om te passen en te controleren of alles goed zit, voordat je écht begint te naaien.
Zie het gerust als een proefversie van je kledingstuk. Door eerst de figuurnaden dicht te rijgen en daarna de zijnaden, krijg je een ruwe maar pasbare vorm van je creatie. Zo kun je nog aanpassingen doen voordat alles vastzit.
Voor een nauwkeurige werkwijze leg je je werk het best op een vlakke tafel (niet op je schoot), zodat je goed zicht hebt op de stof. Zorg dat de stiknaden mooi op elkaar liggen en speldt ze stevig vast. Check zeker ook even langs de achterkant of de spelden netjes de stiknaden volgen – dat maakt een wereld van verschil in je eindresultaat.
Je kunt rijgen met rijggaren – enkel- of dubbeldraads, wat jij het prettigst vindt – en een gewone platte rijgsteek (zonder lusjes of extra ruimte). Leg de naad die je rijgt naar je toe, zodat je er makkelijk bij kunt. Werk je liever met de machine? Dat kan ook! Stel je naaimachine in op de grootste steeklengte (bijvoorbeeld 4 of 5 mm). Zo kun je de naden nadien makkelijk losmaken of aanpassen.
Werk je met een zware of dikke stof? Dan kun je de naden tijdelijk plat rijgen: leg ze open en zet ze met een paar grote steken vast. Dit voorkomt dat dikke naden gaan bobbelen tijdens het passen. Let op: zomen en taillebanden worden in deze fase nog niet geregen – die komen pas later aan bod.
✂️ Spelden
Voor je begint te naaien, is het belangrijk om je patroondelen netjes op elkaar te spelden. Dit voorkomt dat de stof verschuift tijdens het stikken en zorgt ervoor dat je naden mooi op elkaar aansluiten. Spelden lijkt misschien een detail, maar het is echt een sleutel tot nauwkeurig en strak naaiwerk.
Er zijn twee veelgebruikte manieren om te spelden: in de lengterichting van de stiklijn of dwars op de stiklijn. Beide methodes hebben hun voor- en nadelen, en het is vooral een kwestie van persoonlijke voorkeur – en een beetje experimenteren om te ontdekken wat voor jou het beste werkt.
➤ Spelden in de lengterichting van de stiklijn
Bij deze methode plaats je de spelden in de richting waarin je ook gaat stikken – dus parallel aan de naadlijn. Dit is een heel nauwkeurige manier van werken, vooral handig als je exact wil volgen waar de naad moet komen. De speld komt met het puntje richting je naaimachine en het bolletje van de speld wijst naar jou toe. Zo kun je de speld makkelijk verwijderen net voor je naaimachinenaald eraan komt.
Wanneer je op deze manier speldt, moet je telkens even stoppen om de speld uit de stof te halen. Dit vraagt iets meer tijd, maar voorkomt dat je per ongeluk over een speld stikt – wat schade aan je naald of machine kan veroorzaken. Deze techniek is ook aangewezen bij stoffen zoals leer, tafelzeil of andere materialen waarin spelden blijvende gaatjes achterlaten. Door in de naadtoeslag te spelden, blijven die gaatjes netjes verborgen.
➤ Dwars op de stiklijn spelden
Bij het dwars op de stiklijn spelden plaats je de spelden haaks op de naadlijn. Zelf geef ik de voorkeur aan deze methode, omdat het zorgt voor een stevige en precieze fixatie van de stoflagen. Maar in tegenstelling tot wat je soms hoort of leest, stik ik niet over mijn spelden heen. Ik haal elke speld er net voor het naaien uit, zodat ik schade aan mijn naald of machine vermijd.
Door de spelden dwars te plaatsen, blijven de naden goed op elkaar liggen, zeker bij kritieke punten zoals oksels of kruisnaden. De stof kan niet verschuiven, en je hebt optimale controle tijdens het naaien. Deze aanpak combineert het beste van twee werelden: nauwkeurig werken én je materiaal beschermen.
➤ Wat is nu de beste methode?
Er is eigenlijk geen goed of fout: de beste manier van spelden is degene die voor jou het prettigst werkt. Werk je met een delicate stof, dan is verticaal spelden binnen de naadtoeslag wellicht handiger. Werk je liever snel en efficiënt? Dan kan dwars spelden ideaal zijn. Hoe vaker je naait, hoe meer je vanzelf je eigen voorkeur ontwikkelt – en dat is precies wat naaien zo leuk maakt.
✂️ Knippen (in de naadtoeslag)
Knipjes – ook wel inkepingen genoemd – maak je in de naadtoeslag van je kledingstuk om mooie, vloeiende rondingen te creëren. Denk bijvoorbeeld aan een halslijn of armsgat. Wanneer je zo’n kromme naad omdraait naar de goede kant, merk je soms dat de stof gaat trekken of plooien. Dat komt doordat er te veel stof op één punt samenkomt.
Door kleine knipjes te maken in de naadtoeslag, geef je de stof letterlijk meer ruimte om rond te buigen. Zo voorkom je spanning in de naad en krijg je een gladde, mooie afwerking aan de buitenkant. Let wel goed op: knip nooit in de gestikte naad zelf, maar enkel tot net ertegenaan.
Je kunt dit doen met de punt van je stofschaar, maar voorzichtig knippen met een kartelschaar kan ook – die geeft automatisch een verdeling van de spanning.
Kort gezegd: een kleine moeite met een groot visueel effect. Zeker bij halslijnen, belegsels en afgeronde panden maakt dit echt een wereld van verschil in de afwerking.
✂️ Goede kanten op elkaar
Een van de eerste gouden regels die je leert als je begint te naaien: leg altijd de goede kanten van de stof op elkaar voordat je begint te stikken.
De goede kant van de stof is de zichtbare of buitenkant – die kant die je straks wil laten zien aan de wereld. Door deze naar binnen te leggen en de verkeerde kant (de binnenkant) naar buiten te draaien, zorg je ervoor dat je naad aan de binnenzijde van het kledingstuk terechtkomt.
🧵 Waarom is dit zo belangrijk?
Na het stikken draai je je werk om, en voilà: je ziet een mooie, strakke naad aan de buitenkant, zonder zichtbare stiksels of onafgewerkte randjes. De stoflijnen lopen perfect in elkaar over, en je krijgt meteen dat ‘professionele’ gevoel.
🪡 En de binnenkant dan?
De naden die aan de binnenkant zichtbaar blijven, werk je netjes af met een zigzagsteek op je gewone naaimachine of – als je het helemaal strak wil – met een overlockmachine. Zo rafelen de stofranden niet uit, ziet alles er verzorgd uit aan de binnenzijde én blijft je kledingstuk langer mooi, ook na meerdere wasbeurten.
💡 Extra tip:
Bij stoffen die er aan beide zijden hetzelfde uitzien (zoals linnen of sommige katoenen stoffen), markeer je best even de goede kant met een klein stukje plakband, een gekleurd speldje of een wasbare markering. Zo vermijd je verwarring tijdens het knippen of spelden.
Deze eenvoudige gewoonte maakt een wereld van verschil in de afwerking van je project. En geloof me: na een paar keer vergeet je nooit meer de goede kanten netjes op elkaar te leggen!
✂️ Tussentijds strijken
Een stap die beginners vaak overslaan, maar waar elke ervaren naaister bij zweert: strijken tijdens het naaien. Niet pas helemaal op het einde, maar echt na elke stap. Klinkt overdreven? Toch maakt het een wereld van verschil in je eindresultaat!
Elke naad die je naait, strijk je meteen erna open of plat, afhankelijk van het patroon en de stof. Dit zorgt ervoor dat je stukken mooi op elkaar aansluiten, je naden strak en glad zijn, en je kledingstuk er veel professioneler uitziet. Zelfs bij proeflapjes of aanpassingen tijdens het passen is tussendoor strijken cruciaal.
💡 Strijktip 1:
Strijken, strijken en nog eens strijken!
Elke genaaide naad belandt hier zonder boe of ba onder het strijkijzer, liefst met véél stoom. En ja, ook elk patroondeel strijk ik al vóór ik begin te naaien. Minder kreukels = minder fouten. Je zal het verschil echt zien én voelen.
💡 Strijktip 2:
Zorg dat je strijkijzer en strijkplank dicht bij je naaimachine staan. In mijn naaikamer hebben ze gewoon een vaste plek, altijd klaar voor gebruik. Dan wordt tussentijds strijken net zo vanzelfsprekend als spelden of stikken.
💡 Strijktip 3 – gebruik de juiste hulpmiddelen:
Er bestaan handige tools die het strijken van naden en details nog beter maken. Denk aan een clapper (houten plankje om de naad plat te drukken en langer koel te houden), een persplank voor smalle of kromme stukken, of een mouwplank waarmee je perfect mouwen en pijpen kunt strijken zonder vouwen. Ze lijken misschien luxe, maar als je ze eenmaal gebruikt hebt, wil je niet meer zonder! Ik werk graag met de clapper en persplank van The Sewing Loft, ze staan altijd binnen handbereik wanneer ik aan de slag ga.
Door deze extra zorg aan je werkstuk te besteden, geef je elk project een stevige basis en een piekfijne afwerking.
✂️ Naadband & vormband
Soms hebben stoffen nét dat extra steuntje in de rug nodig om mooi in vorm te blijven. Dat is precies waar naadband en vormband van pas komen – kleine hulpmiddelen met een groot effect!
🔹 Naadband
Naadband is een dun, opstrijkbaar bandje dat je gebruikt om naden te verstevigen. Vooral bij dunne of rekbare stoffen – zoals jersey, lycra of viscose – zorgt het ervoor dat de stof niet uitrekt of gaat lubberen tijdens het naaien. Je strijkt het op de naadlijn vóór je de delen aan elkaar stikt. Het helpt niet alleen om alles netjes in vorm te houden, maar maakt het naaien ook een stuk eenvoudiger.
Naadband is meestal 10 mm breed en bestaat in wit of zwart. Handig om altijd op voorraad te hebben!
🔹 Vormband
Vormband is een speciale variant van naadband met een ingestikt kettingsteekje op 4 mm van de rand. Je gebruikt het vooral op ronde of schuin gesneden delen, zoals halslijnen, armsgaten of mouwkoppen. Omdat deze delen snel kunnen vervormen of uitrekken, helpt het stiksel in het vormband om de vorm strak en stabiel te houden.
Je strijkt het – net zoals naadband – op de verkeerde kant van de stof, precies op de naadlijn. Zo behoudt je kledingstuk zijn mooie lijnen, ook na het wassen en dragen.
💡 Tip: Vormband is vooral handig bij stoffen die van zichzelf weinig stevigheid hebben, of wanneer je een écht professionele afwerking wilt.
✂️Tornmesje: je beste vriend in het naaiproces
Laten we eerlijk zijn: hoe goed je ook voorbereid bent, een naad die niet helemaal recht zit of toch net niet op de juiste plek uitkomt, overkomt elke naaister. En dan is er één hulpmiddel dat je altijd uit de nood helpt: het tornmesje!
Hoe gebruik je het tornmesje?
Leg de naad plat op tafel en bepaal welk stukje je wilt losmaken. Steek dan voorzichtig de punt van je tornmesje onder het stiksel door. Let goed op dat je enkel de draad meeneemt, en niet per ongeluk een vezeltje van je stof – dat kan later namelijk gaatjes opleveren.
De bocht tussen de punt en het rode bolletje is het scherpe gedeelte. Daarmee snijd je de draad netjes door. Herhaal deze stap om de twee à vier steken, afhankelijk van hoe strak je naad is.
Zijn alle steken los? Dan haal je de draadjes aan voor- en achterkant weg, en kun je opnieuw beginnen. Niemand die ooit merkt dat je daar even hebt moeten bijsturen!
🔁 Pro-tip: tornmesjes worden na verloop van tijd bot. Vervang ze regelmatig, dat maakt het losmaken van stiksels veel vlotter.
In mijn atelier liggen overal tornmesjes – in dozen, potjes, tussen lapjes… Zo heb ik er altijd eentje bij de hand als ik er eentje nodig heb (en dat is vaker dan ik wil toegeven 😅). En nu even eerlijk: hoeveel tornmesjes heb jij eigenlijk? Geen zorgen hoor, het aantal zegt niets over hoe vaak jij een steekje laat vallen… toch? 😉
Met deze blog sluit ik de reeks “Naaien als een pro” af . Hopelijk heb je intussen heel wat bijgeleerd, of je nu net begint of al een tijdje met stof en draad in de weer bent. Naaien is een vak, maar vooral ook een heerlijk creatief avontuur. Hoe beter je de termen, technieken en materialen leert kennen, hoe zelfverzekerder je wordt achter je machine.
Heb je genoten van deze reeks? Deel ze gerust met andere naaifans of laat me weten wat jij graag nog zou willen ontdekken. En onthoud: oefening, geduld en plezier maken van jou een echte naaipro! 🧵✨
creatieve en naaise groetjes,
Tornmesje en vergrootglas zijn mijn meest gebruikte hulpmiddelen 🙂 Als ‘gevorderde beginner’ ben ik enkel het stadium van schaamte en ‘creatief taalgebruik voor iemand die naast de kerktoren woont’ als het ding weer eens nodig is voorbij.